zondag 23 januari 2011

Sukkel

Denemarken fietsland? Men zegt het. Maar het is volslagen onzin. Wie ik ben om dat te beweren? Ik heb een broertje en zusje in Denemarken, spreek de taal, heb er een paar maanden gestudeerd en kom er al sinds mijn nulde. Met andere woorden: ik ben toch wel een beetje de Doctor Clavan van Denemarken.
Om de bewering ‘Denemarken fietsland’ kracht bij te zetten, wordt gerefereerd aan de hoge fietsdichtheid van het land. Dat kan wel waar zijn, maar die fietsen staan vooral in schuurtjes. Prachtige fietsen, die –al ware het oldtimers- alleen worden gebruikt als voldaan wordt aan de volgende criteria: 0% regenkans, boven de 20 graden, maar onder de 27 en het moet weekend zijn. Lang geleden arriveerde in Denemarken een spelend vriendje van me met de taxi. “Ja, het sputterde en dan kom je niet met de fiets”. Niet gelogen.
“Er wordt anders een speciaal fietswegennet  in Kopenhagen aangelegd, dat is het bewijs.” Als je ooit langer dan een middagje in Kopenhagen bent geweest, weet je dat het qua verkeer de meest veilige stad is. Zelfs voetgangers stoppen voor rood. Het is dus helemaal niet nodig om iets met speciale fietspaden te doen.
Mijn theorie: de Deen is eigenlijk bang voor de fiets. Kinderen en steeds meer volwassenen rijden met een helm op (nooit sneller dan 10km/u trouwens). Mijn goede relatie met  mijn zusje heeft een deuk opgelopen toen ik vertelde dat mijn kinderen nooit een helm op hebben. In Denemarken staat dat gelijk aan kindermishandeling. Ook niet gelogen. Denen fietsen als een soort opgetuigde kerstbomen door de stad en dan nog kijken ze angstig om zich heen.
Het Deense woord voor fiets is cykel. Dat spreek je uit als: suukel, dat klink bijna als: sukkel. En dat is niet voor niets. Verder is het een prachtig land met leuke mensen en het is  geweldig om er als vakantieganger te fietsen: zoveel mooie lege fietspaden…
    

zaterdag 15 januari 2011

Lippenstiftloos

‘Tussen Jims spullen ligt ook nog een exemplaar van de VVF, voor Wencke als inspiratiebron voor een nieuwe column’ stond in het overdrachtsmailtje. Verwachtingsvol dook ik de tassen in.  Maar hij zat niet in de logeertas, niet in de zaalvoetbaltas en ook niet in de veldvoetbaltas. Enigszins beteuterd stond ik met lege handen. Waarmee ook het grote verbeelden was begonnen. De VVF, dat klinkt als een tijdschrift. Ik had natuurlijk kunnen gaan  googelen. Even de juiste zoektermen intikken en voilà, het meeste recente exemplaar op mijn beeldscherm. Maar fantaseren is leuker. Misschien was het wel een glossy fietsmagazine met mooie wielrenners, zacht zwetend door het Friese land. Met ruimte voor begerige fietsmode en gezellige gadgets. Lekker weinig inhoud en veel kijkplezier.
Maar ik vrees het ergste. VVF: Vrienden Van Fietsen? Vademecum Van het Fietsgenot? Vereniging Van Fietsvolgelingen? Je kunt je het bijbehorende blad voorstellen. Veel inhoud en weinig kijkplezier.
Linkse politici, natuurmensen, fietsers, … Op een of andere manier mogen deze categorieën niet al te frivool zijn. Slecht gekleed, alles een maat te groot, lippenstiftloos, humorloos. Als ik het geluid uitzet, kijk ik een stuk liever naar rechtse politici en ander mensen die niet deugen, dan naar neem eh vakbondsmensen. Fout kíjkt gewoon lekkerder. Dat überhaupt werd opgemerkt dat Leontien van Moorsel lippenstift op had, zegt genoeg.
Daarom een oproep aan iedereen die deugt. Het mag: links met hoge hakken. Met blush door de bush. Een foute grap maken en hard lachen. Maak het leven aangenaam, het mag. Ik zou bijna zeggen: yes you can (“waarom moet dat nou allemaal in het Engels, is onze moerstaal niet goed genoeg?”).
Overigens hoop ik nog wel een exemplaar van de VVF op de kop te tikken. Misschien moet ik mijn mening wel drastisch bijstellen.

maandag 10 januari 2011

Mode

Ik heb een fiets met niets. Geen versnellingen, geen accessoires en al helemaal geen hulpmotor. Mijn fiets brengt me moeiteloos van A naar B. En weer terug. Hij is niet mooi en wordt niet gestolen. Prima, zou je zeggen. Maar toen ik laatst om me heen keek in de fietsenkelder op mijn werk, zag ik dat ik totaal niet meer mee doe.
Als eerste is daar de fiets met de bloemenslinger. Nonchalant gedrapeerd rond het stuur. In vrolijke kleurtjes. Het heeft de uitstraling van: ik ben een heel blij mens. Ik ben altijd gewaarschuwd voor blije mensen. Ken je die gele  t-shirts met smileys erop van vroeger? Ook voor eng blije mensen. Een toenmalige wat zwartgallige vriend zei: “Dat zijn de eersten die zelfmoord plegen”. Bloemenslingers: alleen als je 10 bent. Daarna: niet meer doen.
Dan heb je de fiets met krat aan de voorkant. Heel eerlijk: toen ik die voor het eerst zag, kreeg ik even het ‘hebben-gevoel’. Tot half Nederland er zwabberend mee rond reed. Gewicht voorop: niet handig. Het krat werd een item in het jeugdjournaal. Dus alleen doen als je 12 bent.
De laatste trend die ik in de fietsenkelder spotte, was zeg maar de boer-zoekt-vrouw-fiets. Nostalgisch modelletje, pastelkleurig en met een leeruitziend zadel. Je ziet Yvon Jaspers er zo op weg trappen. Ik vermoed ook een olijk klinkende bel. Ik denk dat ik de doelgroep ben, maar ik kijk ook al niet naar #BZV.
De fiets is een mode-ding geworden. Dat is een soort vooruitgang. De fiets sterft niet uit, maar doet aan upgrading. Ook hippe mensen hebben een fiets. Dat is ook nog eens goed voor de economie. Moet ík me nu zorgen maken over mijn fiets met niets? Nee. Mijn fiets brengt me van A naar B. En weer terug.

zaterdag 8 januari 2011

Proloog

Ik ben meer een  schrijver dan een fietser. Maar toen ik Kees aanbood om stukjes over fietsen te gaan schrijven, keek hij zó blij dat ik wist dat er geen weg meer terug was. Het was bij de koek en zopietent op de ijsbaan. Het was nog 2010.
Ik ben meer een schrijver dan een fietser. Is dat waar? Ik weet nog waar ik fietsen leerde. Denemarken, zomer  1973, een zijweggetje in de buurt  van Hobelev. In die tijd hadden kleine wegen in Denemarken nog geen naam. De weg was recht, maar heuvelig. Na een vlak stukje volgde een lichte daling met daarna in mijn ogen een hoge berg. Aanzetten hoorde bij het leren fietsen.
Terug in Nederland liet ik mijn kunsten aan mijn vader zien. Ik racete aan de linkerkant van de weg in de haven van Enkhuizen mijn rondjes. Eindigde in de rozenbottelstruiken en leerde: aanzetten in de bocht, niet handig. Het leverde me bovendien maandenlang een fietsverbod op.
Ik weet niet meer waar ik leerde schrijven. Vermoedelijk gewoon in de eerste klas. Zonder bijzondere herinneringen of talenten. Dus ben ik wel meer een schrijver dan een fietser? Fietsen doe ik iedere dag. Schrijven ook trouwens. Beide vaak op routine, van A naar B. En soms opeens met een gelukzalig moment. Bij mooi licht in de Prinsentuin of bij een goedgelukte zin.

Fietsen en schrijven, ik denk dat dat eigenlijk wel een mooie combi is. Om Herman Finkers maar aan te halen: laten we het maar proberen. 2011, een mooi jaar om mee te beginnen.